De drie pilaren van de sterrenkunde

Op deze foto, genomen bij het La Silla Observatory in Chili, ziet u de volle maan laaghangend in de paarse lucht. Een fotograaf zit op zijn knieën op de rotsen. De New Technology Telescope (NTT) prijkt op de top van de heuvel. Deze afbeelding laat de drie dingen zien die noodzakelijk zijn voor observationele sterrenkunde: Een object om waar te nemen, een telescoop om mee waar te nemen en een persoon om de waarneming te interpreteren.

De maan is het dichtstbijzijnde hemelobject. Ze is de enige natuurlijke satelliet in een baan om de aarde. Ze bevindt zich op 400 000 kilometer afstand. Ondanks de esthetische gloed van de volle maan in deze afbeelding, is de maan geen grote vriend van astronomen. Het zonlicht dat door het maanoppervlak wordt gereflecteerd zorgt voor lichtvervuiling en maakt het moeilijker om verre en zwakke objecten waar te nemen. De man die op dit beeld het uitzicht bewondert, heeft echter geen last van de lichtvervuiling. Het is Babak A. Tafreshi, een van ESO’s fotoambassadeurs.

Het gat tussen astronomen en hemelobjecten wordt overbrugd door de telescoop. In deze afbeelding zien we ESO’s NTT, die is geïnstalleerd in 1989. De telescoop is in 1997 volledig geüpgraded naar de “NTT-Big Bang”. Een belangrijk kenmerk van de NTT is dat hij baanbrekend was in het gebruik van actieve optiek. Dit wordt gebruikt om de vorm van de dunne telescoopspiegel aan te passen, zodat deze altijd de optimale vorm heeft voor de scherpste afbeeldingen.